Marathon Rotterdam2 zondag 21 april 2002 (v:40)
Persoonlijke verslag van Jan Mulder en Gilles Visser
Verslag van Jan Mulder:Een onvergetelijke verjaardag
Deel 1 De voorbereiding
De gedachte speelt al jarenlang door mijn hoofd, maar in november 2001 neem ik het definitieve besluit: ik ga serieus trainen voor de marathon van Rotterdam die op 21 april 2002 wordt georganiseerd. Die datum wordt voor mij een speciale dag, want ik hoop dan veertig jaar te worden. Het lijkt me op voorhand een prachtige ervaring om op de allereerste dag dat ik mij veteraan mag noemen, meteen ook mijn allereerste marathon te lopen.
In november en december bazuin ik op de club vrolijk rond wat mijn wilde plannen zijn. Mijn enthousiasme werkt kennelijk aanstekelijk op een aantal clubgenoten: maar liefst tien andere Kombijers besluiten eveneens om zich voor de Rotterdamse marathon in te schrijven. Vier ervan zijn, net als ik, debutant.
Vanaf december begin ik mijn trainingen normaal gesproken zijn dat er vier tot vijf in de week wat uit te bouwen. Vaker en langer dus. Ik ga uit van een geheel eigen trainingsschema. Aangezien ik mijn allereerste marathon lekker wil gaan lopen, besluit ik om mijn streeftijd niet zo scherp te zetten: 3 uur en 20 minuten lijkt me wel wat. Op basis van mijn tijden op de halve marathon moet ik natuurlijk minstens 25 minuten sneller kunnen, maar ik wil voorzichtig beginnen, want ik wil op mijn verjaardag s avonds ook nog redelijk fris visite kunnen ontvangen...
Ik loop in de maanden januari tot en met maart heel regelmatig en blessurevrij: zes dagen per week, met een gemiddeld aantal kilometers tussen de 80 en 100 per week. Tijdens de baantrainingen worden alle marathonlopers van Kombij op hun wenken bediend door Agnes en Els, die wat vaker dan anders langere intervals (van meer dan 400 meter) op het programma zetten. De explosieve snelheid op de kortere afstanden wordt daardoor weliswaar wat minder, maar je krijgt er na enkele weken al duidelijk voelbaar duurvermogen en tempohardheid voor terug. Die heb je nodig voor een marathon.
In de weekends worden er steeds langere duurlopen gedaan. Die doe ik heel vaak samen met Paul, die ook voor Rotterdam traint. En ook Gilles en René lopen in maart de langste duurloopjes (tot 42 kilometer!) mee in het Amsterdamse Bos. Het voordeel van lange duurlopen is dat je loopsnelheid er eigenlijk niet toe doet. Je loopt uren lang om, zoals Agnes het zegt, vet te verbranden en dan is elf kilometer per uur ook voor mij snel genoeg. Je kunt dus heerlijk met één of meer loopmaatjes trainen en ouwenelen tegelijk. Ik geniet bijna ieder weekend met volle teugen van de duurloopjes met Paul en de anderen. Samen trainen met allemaal hetzelfde doel, dat schept een band!
Maar in mijn eentje trainen doe ik natuurlijk ook vaak. Dan ga ik graag naar het bos of, liever nog, naar de baan van Kombij. Anderen denken dat ik gek ben en gelijk hebben ze maar ik vind rondjes lopen op een uitgestorven atletiekbaan gewoon lekker! Ik kan al rennend op onze eigen gravelbaan, 300 meter van mijn huis, intens genieten van de vogels, de konijntjes, het vele groen rondom het complex en vooral van de rust. Geen auto of fiets verstoort je in je ritme. Bovendien kan ik op de baan mijn tempo precies in de gaten houden. Iedere 200 meter klok ik mezelf. Nee, ik verveel me werkelijk geen seconde en geestdodend vind ik het ook niet. Zo loop ik begin maart op een verdwaalde zaterdagochtend een wat snellere lange duurloop in mijn eentje, op onze atletiekbaan. Ik moet volgens mijn eigen trainingsschema ongeveer 35 kilometer duurlopen, maar ik loop zo ontzettend ontspannen, dat ik na 2½ uur rondjes draven besluit nog even door te lopen. Uiteindelijk stop ik na jawel: 105½ rondjes! Mijn tijd na die 42.200 meter is 3 uur 16 bruto en 3 uur 13 netto. Een aardige tijd voor een hele onofficiële marathon, en dat zonder veel moeite! De volgende dag loop in fluitend nog eens 15 kilometer hard. Ja, ik besef: ik lig goed op koers voor Rotterdam.
Na deze eerste niet officieel georganiseerde maar toch echte marathon op de baan stel ik mijn oorspronkelijke streeftijd voor Rotterdam maar bij van 3.20 naar 3.00. Als je op een training al rond de 3.15 loopt, in feite met twee vingers in de neus, dan moet er in Rotterdam nog best een kwartiertje af kunnen, zeggen Els en Agnes. En eerlijk gezegd vind ik dat zelf ook. Als het zó gemakkelijk gaat! Ik voel me na drie maanden trainen sterk, heel sterk..
De testwedstrijden vanaf half maart bevestigen mijn goede conditie en sterken mij in mijn groeiende zelfvertrouwen. Ik loop op 16 maart een heerlijke duurloop van ruim 42 kilometer in het bos met Paul, Gilles en René in ongeveer 3 uur 40. Een dag later, op zondagochtend tijdens het ontbijt, heb ik het gevoel toch nog niet genoeg te hebben gelopen. Ik rijd daarom snel nog naar Almere, waar ik aan de Lenteloop over 30 kilometer kan meedoen. Tot mijn eigen stomme verbazing loop ik, opnieuw ontspannen, naar een derde plek in 2.06 en ga ik nog met een kadobon van 30 euro naar huis ook! Ruim 70 kilometer gelopen binnen 24 uur en eigenlijk niet echt moe. Ook ik vraag me af waar ik de energie vandaan haal.
Een week later loop ik een wel geplande testwedstrijd, de Spaarnwoudeloop. Ook een loop over 30 kilometer. Ik wil proberen die in 2.02 te voltooien, maar ik ken mijn eigen mogelijkheden nog steeds niet. Als ik na drie ronden van tien kilometer nog redelijk fris over de finish kom, geeft de klok 1.57 aan! Maar liefst 9 minuten sneller dan de week ervóór in Almere. Ik baal dat het nog geen 21 april is. Als ik vandaag de marathon had gelopen, dan had een eindtijd van 2.46 tot 2.50 reëel geweest! Ik stel mijn richttijd voor Rotterdam stiekem, maar toch geheel gerechtvaardigd op basis van deze prestatie, bij van 3.00 naar 2.54. Nu wordt mijn doel het scherpe clubrecord van Ron.
Met nog twee weken te gaan vóór de Marathon van Rotterdam neem ik trainingsgas terug. Dat betekent minder trainen, maar nog wel zo nu en dan een kortere wedstrijd. De Poelsterloop in Amstelveen (10 km in 36.17) en de Sloterplasloop in Amsterdam (10 km in 35.42) geven mij nog meer vertrouwen dan ik al had. Sommige marathonlopers om mij heen zeggen toe te zijn aan de rust, maar ik ben helemaal niet toe aan rust. Eigenlijk zou ik willen blijven veellopen. Ik voel me beresterk. Ik wil lopen, maar het schijnt niet goed te zijn. Je lijf moet gaan stapelen, supercompenseren, zou Agnes zeggen.
Woensdagavond 17 april. Nog vier dagen. Ik ga natuurlijk nog even langs bij Riet, onze onovertroffen clubmasseuse, die met haar gouden handen mijn benen de laatste APK-beurt voor de marathon geeft. Ik gun mijn onderstel iedere maand een opknapbeurt bij haar op de massagetafel. Dat kan ik trouwens iedereen aanraden. Riet masseert mijn spieren en concludeert dat ik fysiek echt klaar ben voor de marathon. Weinig vet en toch veel volume. Alles voelt soepel aan, Jan, dat wordt een mooie eindtijd zondag, zegt ze als ik opgewekt de massagetafel afstap.
Nog een twee dagen. De spanning stijgt. En die is nu ook voelbaar in mijn lijf. Ik voel me niet meer zo lekker. Een beetje koortsig. Ik slaap niet meer zo goed als anders. Het hoort erbij, zeggen ze. De laatste dagen is Rotterdam niet meer uit mijn gedachten te slaan. Ik sta ermee op en ga ermee naar bed (arme Daniëlle). Tot vorige week nooit gedacht dat ik nog nerveus zou worden voor dit evenement, maar inmiddels kan ik er niet meer om heen: ik ben echt zenuwachtig! Misschien ook omdat ik op 21 april niet alleen jarig en marathonloper zal zijn maar ook een beetje gastheer: ik heb namelijk voor alle clubgenoten en familieleden een grote touringcar gehuurd om ons naar Rotterdam en later weer naar huis te brengen. Het moet immers een echt verjaardagsfeest worden.
Op zaterdag 20 april haal ik samen met mijn loopmaatjes Paul, Gilles en Jan mijn startnummer in Rotterdam op. Daar blijkt dat de organisatie als verjaardagskadootje! een toegangssticker voor het voorste startvak op mijn startnummer heeft geplakt. Hoera! Nu hoef ik niet in de grote meute te starten en kan ik proberen om mijn eerste marathon toch in een supertijd te lopen. Mijn streeftijd blijft stiekem het clubrecord van Ron.
Thuisgekomen staat er een grote bos bloemen op tafel. Ook van de organisatie van de marathon. Van harte gefeliciteerd en veel succes morgen in Rotterdam staat er op het kaartje. Ongelooflijk dat de organisatie van zon groot evenement hieraan denkt, gaat er door me heen. Ik voel me een echte VIP. Ik maak mijn spullen voor morgen in orde. Schoenen, chip, startnummers al met spelden op mijn looptenue. Alles leg ik zorgvuldig in mijn tas. Nog één nachtje slapen.
De halve nacht lig ik wakker. Het uur van de waarheid nadert rap. Ik kan mijn gedachten niet meer stopzetten. Telkens giert het door mijn hoofd: nog een paar uur en dan is het zover. Heb ik niks vergeten? Hé, voel ik nu mijn achillespees ineens? Mede door dit domme gepieker komt er een knetterende hoofdpijn in mijn bovenkamer op, die mij uiteindelijk nog verder uit mijn slaap houdt. Tot overmaat van ramp krijg ik zelfs echt wat verhoging (37,5). Paniek! Straks ben ik ziek en dan gaat de bus zonder mij weg! Maar gelukkig helpen twee paracetamol-pillen en om een uur of drie vat ik eindelijk de slaap.
Een paar uur later. Ik word wakker en meet meteen mijn temperatuur. Gelukkig is er geen sprake meer van verhoging of koorts. Godzijdank, na deze vreselijke nacht lijkt Jan weer normaal. Daniëlle en de jongens verrassen me na het douchen en aankleden met felicitaties, zoenen en mooie kados. Ik nuttig net als anders een stevig ontbijt: vier boterhammen, een krentenbol, een banaan en bijna een liter karnemelk. Vier extra krentenbollen maak ik alvast klaar voor tijdens de busreis straks.
Om half negen rijden we bepakt en bezakt naar de parkeerplaats waar de touringcar en bijna alle verjaardaggasten al klaar staan. Ik word door iedereen gefeliciteerd en krijg als kado een prachtige marathonboom voor in de tuin. Eénmaal in de bus barst het feest helemaal los. Eerst word ik, en daarna wordt iedereen in de bus door Jan Visser in een speciaal T-shirt met schitterende verjaardagsopdruk gehesen. Het ontwerp heeft Theo weer gemaakt, die creatieve tovenaar. In deze prachtige feestkledij begint de halve bus uit volle borst voor mij te zingen onder leiding van componist Gilles Amadeus Visser zelf. De andere helft luistert toe, want die kent de melodie van schorseneren en prei niet. Prachtig is het. De reis naar Rotterdam gaat zo snel, dat we het afsluitende feestlied van Agnes, nog maar net kunnen uitzingen.
De aardige buschauffeur zet ons nog vóór tienen bij het Centraal Station af. We zitten op maar drie minuten lopen van de Coolsingel, waar het zich straks allemaal gaat afspelen. We lopen allemaal naar het punt waar we afspreken om na afloop weer te verzamelen. Dan gaat ieder zijns weegs. Ik ga met een aantal eerst even de startlocatie verkennen. We drinken er nog gezellig een kop koffie. Roelie en de kinderen Visser tonen hun prachtige Kombij-spandoek met blauwe bollen. Het is machtig mooi weer. Ik heb er waanzinnig veel zin in.
Even vóór elf uur kleden we ons om in een tent naast een school. Pas daar bemerk ik tot mijn schrik dat ik mijn krentenbollen thuis heb laten liggen. Ik had er nooit meer aan gedacht. Nou ja, dan maar wat extra sportdrank, denk ik bij mezelf. Ik heb nog nooit last gehad van honger onderweg, ook niet bij lange duurlopen. Zo ga ik gewapend met slechts een extra flesje vocht het nog rustige startvak in. Nog een klein uur. De adrenaline stroomt door mijn lijf en die stof doet zijn werk goed; gelukkig staat er een mobiele toilet waarvan ik twee keer dankbaar gebruik maak.
Het zonnetje schijnt steeds sterker en het wordt wel erg warm, vind ik. Had ik niet toch een singletje moeten aantrekken? Nu heb ik een iets warmer zweethemd met korte mouwtjes aan. Nou ja, het moet zo maar. Ik hoor tijdens het wachten omgeroepen worden dat er vandaag meer dan twintig jarigen meedoen. Eén ervan ben ik dus, de jongste veteraan! Ik voel me op dit moment dankbaar dat het mij gegeven is om op deze speciale manier mijn verjaardag te vieren. Mijn flesje sportdrank drink ik tien minuten voor de start op. Het wordt steeds drukker in het startvak. Ik kijk opzij en naar achteren. Duizenden andere lopers om mij heen.
Vijf voor twaalf. Ineens stijgt de spanning. Er gebeurt van alles. Twee helikopters cirkelen nog geen 100 meter boven ons. Vast voor de televisie. Bijna iedereen kijkt omhoog maar ik kijk mijn veters nog eens na. Tussen alle benen door zie ik ook dat sommige jongens om mij heen, die kennelijk het toilet niet meer konden bereiken, nu gewoon staan te plassen in meegenomen plastic flesjes. Gatsie. Ze draaien vervolgens de dop erop en zetten het volle flesje op de grond. Isotone sportdrank staat erop. Hopelijk hebben de opruimers straks wel door dat het om een ander soort vocht gaat dan sportdrank. Ja, denk ik, dit is nu de marathon en het hoort er kennelijk allemaal bij.
Deel 2 De marathon
Muisstil wordt het. Nog enkele seconden en dan mogen we. Een oorverdovende knal uit een kanon dat ik niet kan zien, gaat vooraf aan de eerste stappen die ik tijdens mijn eerste marathon zet. Omdat ik op de tiende startrij ben gestart, duurt het even voor ik over de matten loop, maar daarna vliegt de De Coolsingel heel snel onder me vandaan. Om mij heen honderden, ja duizenden lopers. Ik dacht dat ik redelijk voorin gestart was? En dan achter de hekken: nog eens vele duizenden enthousiaste toeschouwers. Wat een sensationeel gevoel is dit: ik ben eindelijk onderweg. Vier maanden voor getraind!
Voor ik er erg in heb loop ik op de rechterzijde van de Erasmusbrug. Ik zoek nog naar mijn juiste tempo. Iets meer dan vier minuten per kilometer heb ik me voorgenomen. Ik verbaas me erover hoeveel lopers vóór mij lopen en hoeveel me in het eerste kwartier ook nog voorbijgaan. Meestal loop ik toch aardig vóór de grote meute uit, maar jeetje, het lijkt wel of hier alleen maar snelle jongens lopen. Ik twijfel daardoor aan mijn snelheid. Loop ik niet te langzaam? Het eerste kilometerpunt dat ik zie is kilometerpunt drie. Daar klok ik 11.50. Precies goed, nee zelfs iets te snel. Vooruit maar, het gaat toch heerlijk.
Bij vijf kilometer staat de eerste verzorgingspost. Ik heb me voorgenomen: drinken, drinken, drinken. En dat doe ik dus goed: minstens drie bekertjes vocht bij elke verzorgingspost. Al raak ik daardoor 20 seconden per drinkpauze kwijt, ik stop en neem het water en de sportdrank relatief rustig tot me. Hollend drinken kan ik gewoon niet. Ik verslik me dan altijd, en van drinken komt niets terecht.
Ook de volgende kilometers gaan prima. Ik loop in een groepje zeg maar gerust Stille Willies; mijn medelopers praten niet veel en ze lopen bijna in trance. Ik heb juist veel oog en oor voor de omgeving. Er staat zo ontzettend veel enthousiast publiek langs de kant, echt onwaarschijnlijk, rijen dik soms. Ik vind het prachtig om zo nu en dan de stilte in mijn groepje te doorbreken en zwaaiend naar de kant Rotterdam is super! te roepen. Zodra ik zon enthousiaste kreet in de richting van het talrijke publiek heb geuit, krijg ik steevast een applaus en luide aanmoedigingen vanaf de kant terug. Yes, als dit nog 35 kilometer zo doorgaat, dan wordt het een feestelijke zegetocht.
Feest is het voor mij op ongeveer acht, negen kilometer. Daar ontwaar ik ineens een heel groot bataljon Kombij-toeschouwers aan de kant. Ik wordt luidkeels toegejuicht en ik zwaai terug. Er worden fotos van me genomen. Els springt in haar enthousiasme voor de lens van Carlo. Dat levert een leuke foto op: driekwart rode jas van Els en éénkwart marathonloper Jan. Ik steek beide duimen omhoog ten teken dat het prima gaat. Jammer dat de ontmoeting maar een paar seconden duurt, want stoppen doe ik natuurlijk niet.
Bij tien kilometer gaat alles ook nog naar wens. Net iets minder dan 40 minuten klok ik. Mooi zo, het gaat nog volgens plan. Ik merk wel dat ik meer dorst heb dan verwacht, dus ik drink een bekertje extra leeg. Lekker. De kilometers en de minuten tikken daarna voorbij. Ik loop ondanks een blaar nog steeds lekker en het tempo zit er nog steeds goed in. Kilometerpunt 15 loop ik voorbij als de klok 1.00.12 aangeeft en kilometerpunt 20 bereik ik in 1.20.42. Bijna op de helft. Ik drink bij de verzorgingpost van 20 kilometer extra veel water en sportdrank, want het dorstgevoel is wel erg hevig. Dat ik door het drinken een seconde of 30 extra verlies deert me niet zo, want ik loop toch nog iets vóór op mijn streeftijdschema.
We lopen nu nabij de Rotterdams Kuip. Daar ergens is ook het halve marathonpunt. De eerste helft heb ik er nu op zitten. Mijn klokje zegt 1.25.25. Een kilometertje verderop staan Jenny en Riet. Ze zwaaien en moedigen me aan. Jenny reikt me een flesje bronwater aan en bijna onbewust pak ik het aan. Vreemd, denk ik bij mezelf, ik heb zo-even nog goed gedronken, maar nu heb ik toch al weer dorst. Ik drink dankbaar een paar slokken en hol weer verder. Mijn tempo zit er gelukkig nog goed in, maar ik krijg het wel warmer en iets zwaarder, merk ik. Ook heb ik het gevoel dat mijn voeten branden.
23 kilometer. De Erasmusbrug is weer in aantocht. Dat wordt weer klimmen; 45 meter hoogteverschil. Ik haal tijdens de klim Giel Koorn, een bekende van me, in en ik groet hem. Gaat-ie nog lekker? vraag ik hem. Juist op dat moment ervaar ikzelf een vreemd, onbekend maar tevens erg onbestemd gevoel in mijn bovenbenen. Ik kan het niet meteen thuisbrengen. Het lijkt op tintelingen, maar ook op beginnende krampverschijnselen. Ik denk: krijg nou wat, wat is dit nu weer?
Ik weet het niet, maar zon naar gevoel heb ik nog nooit in de bovenbenen gehad. Ik heb in het voorjaar toch kilometers lang getraind, nooit iets van kramp of zo gevoeld. Ook niet tijdens de lange wedstrijden over 30 kilometer waar ik er zelfs een steviger tempo op na hield dan vandaag. Toen kwam ik na 30 kilometer over de finish en was nog heel fris. Maar nu voel ik me ineens niet meer zo fris. Ik zal toch niet nu al de man met de hamer tegenkomen, vraag ik me angstig af. Ik loop toch maar door en voltooi de klim over de Erasmusbrug. Ergens hoop ik dat het nare gevoel in mijn benen tijdelijk is en dat het zo weer overgaat.
Na de Erasmusbrug komen we snel weer in de buurt van het centrum. De bovenbenen voelen steeds vreemder aan, zwaarder ook. Het lijkt ook wel of de brandstof op is. Ik heb niet zo veel kracht meer. Ik besluit mijn tempo te verlagen, want ik moet verdorie nog ruim 17 kilometer. Het schiet door me heen: ik had dit gevoel op zijn vroegst verwacht na een kilometer of 35 maar niet nu al. Wat moet ik doen? Uitstappen en het over een paar weken ergens anders opnieuw proberen? Of doorlopen? Op het moment dat ik zo loop te mijmeren, wordt ik ineens uit mijn gedachten gehaald. Aan de kant hoor ik bekende stemmen mij toejuichen. Daniëlle, Bas en Mark en ook Jolanda, de vrouw van Paul, roepen uitbundig goed zo Jan! Ik kijk om en zwaai terug, maar tegelijkertijd hoor ik mezelf roepen: Het gaat niet hoor! Ze willen er natuurlijk niks van weten daar aan de kant. Die zijn gekomen om mij na 42 kilometer binnen te halen, niet al na 25. Dóórlopen!, roept Daniëlle ín haar enthousiasme. Voor ik er erg in heb, ben ik alweer 100 meter verder.
Nee, ik kan het vandaag natuurlijk niet maken om vroegtijdig uit te stappen. Ik kan de Kombij-bus straks niet met goed fatsoen in als ik de eindstreep niet heb bereikt. Doorlopen is dus de enige optie die ik heb. Het is een bewuste keuze. Kilometerpunt 25 passeer ik in 1.41.43. Mijn beide kleine teentjes doen zeer van de waarschijnlijk al opengebarsten blaren. Ik zie namelijk rood door mijn oorspronkelijk blauw-witte schoenen heen komen. De benen voelen ook steeds slechter aan. Kramp heb ik niet, maar ze willen gewoon niet meer zo soepel. Ik verlaag mijn tempo nog eens en ik denk bij mezelf: oké, dan maar voor een tijd net onder de 3 uur. Daar kan ik ook mee thuiskomen.
Een zegetocht is mijn eerste marathon onverwacht niet meer. Integendeel. Want daar waar de kilometers in de eerste helft voorbijvlogen, gaan ze nu voor mijn gevoel tergend langzaam voorbij. Ik heb nog wel een behoorlijke snelheid, joggen is het zeker nog niet, maar ik moet er nu wel hard voor werken. Ik heb niet in de gaten dat ik honger heb. Wel dat de macht er niet meer is en dat ik dus voorzichtig moet zijn, zeker in deze warmte. Kilometerpunt 30 passeer ik in een nog meevallende tijd: 2.03.54. Daar staat gelukkig ook weer een verzorgingspost. Ik drink extra veel, want ik besef dat ik in elk geval moet zien te voorkomen dat ik deze warmte hittestuwing krijg. Een paar jaar geleden overkwam Theo dat ook op een warme dag. Toen raakte hij een paar uur helemaal van de wereld. En hij had er nadien nog maanden last van. Ik ben daar toen erg van geschrokken. Levensgevaarlijk kan zon soort acute uitdroging zijn. Wat er ook gebeurt, denk ik, dat moet ik zien te voorkomen. Even vind ik me een verstandige marathonloper, maar dan voel ik die zware benen weer. Pfff.
De marathon begint pas bij kilometer 30, zeggen de meer ervaren marathonlopers altijd. Nu ervaar ik pijnlijk dat ze gelijk hebben. Mijn zegetocht door Rotterdam is omgeslagen in een martelgang. Een lijdensweg. En ik leg die nog vrijwillig af ook, stomkop. Vriendelijk terugzwaaien naar het publiek, of het zelf enthousiast toeroepen zoals in het begin, kan ik echt niet meer opbrengen. Ik ben werkelijk langzaam aan het kapot gaan. Dan kan het publiek de pot op. Geestelijk ben ik alleen nog maar met mezelf en mijn benen bezig. Hoe houd ik nog wat tempo erin? Ik zet mijn blik op oneindig en probeer zo goed en zo kwaad als het kan ontspannen te lopen. Het lukt me maar gedeeltelijk. Mensen, wat is het warm! En zwaar. Waar ben ik aan begonnen?
Steeds weer duiken groepjes Kombij-aanhangers op. Carlo en Els, Ernst, Martine, José, Petra, Bas en Jolanda, noem maar op. Als ik ze zie of hoor, kan ik uit beleefdheid alleen maar snel even een handje opsteken, maar uitbundig blij zijn? Nee, nu niet meer. Ik hunker naar het eind. Er komt nu ineens een heel lang stuk rechte weg. Links van me lopen op de andere weghelft de snellere lopers in tegengestelde richting. Zij hebben het keerpunt al gehad.
Een kilometers lang lint van mensen gaat me vóór. Ik put nog wat kracht uit de wetenschap dat hier en daar mensen om mij heen beginnen te wandelen. Of erger nog, zich in het gras laten neervallen. Dat bemoedigt me. Ik hol tenminste nog. Vraag niet hoe, maar ik ben nog in beweging.
Eindelijk bereik ik het keerpunt en even later kom ik bij de verzorgingspost van 35 kilometer. Ik drink nu alleen maar sportdrank. Wel een halve liter. Jammer genoeg hebben ze geen vast voedsel. Repen of zo. Ruim anderhalve minuut neem ik de tijd voor mijn persoonlijke verzorging. Misschien is dit wel de laatste waterpost vóór de Coolsingel. Ik ben echt even bang: als ik nu niet goed drink, val ik straks misschien dood neer. Wel een mooie dag om dood te gaan trouwens.
Het drinken doet me goed en ik begin weer te hollen. Nu lijkt het meer op joggen. Even lijkt het of ik me hervind, maar bij kilometer 36 is het alweer voorbij. Hier laat ik mijn hoop op een eindtijd onder de 3 uur definitief varen. Mijn doel is nu nog uitsluitend: levend de finish halen, een einde maken aan deze martelgang die al 10 kilometer duurt. Mijn lijf lijkt met iedere stap nog meer uitgeput te raken. Zó heb ik mezelf nog nooit gevoeld en gezien. Gelukkig staat hier aan de bosrand niet zo veel publiek. Wel liggen hier en daar ingestorte lopers aan de kant. Tot die categorie wil ik niet gaan behoren.
Nog vier kilometer. Daar staat Agnes. Ze komt me wat tegemoet lopen. Als ik dichterbij ben, kijkt ze bezorgd naar me. Terecht natuurlijk, want ik besef dat ik er bepaald niet fris meer uitzie. Ze vraagt of het nog gaat. Ik knik even en puf dan: Pfff, zwaar is het! Ze geeft me wat water, wat me goed doet. Ik wandel heel even naast mijn bezorgde trainster en dan jog ik toch maar weer verder. Ach, was ik er maar. Wat kunnen vier kilometers nog oneindig lang lijken.
Even later kom ik de stad weer in, althans in de buurt van het centrum. Links van me op de andere weghelft lopen nog duizenden mensen in de andere richting. Die moeten de hele ronde van 12 kilometer nog om de Kralingse Plas maken. Ik benijd hen niet. Ik ben er gelukkig bijna. Mijn tempo is inmiddels verder gezakt naar bijna 6 minuten per kilometer. Ik schaam me er niet eens meer voor.
Dan denderen ineens Ron en Han mij voorbij. Haak aan, zegt Ron nog, maar er valt wat mij betreft niks aan te haken. Antwoorden heeft ook geen zin, want in een mum lopen die twee kanjers 100 meter vóór me. Ik heb er vrede mee dat deze ervaren clubgenoten vandaag veel eerder zullen finishen dan ik. Zij hebben hun krachten waarschijnlijk heel goed verdeeld en ze mogen van me zegevieren. Tijdens deze martelgang denk ik niet meer aan winnen of verliezen. Mijn enige doel is de eindstreep bereiken. Ik wil alleen maar dat aan mijn leed een einde komt. En aan mijn dorst.
Gelukkig is er op 40 kilometer toch nog een verzorgingspost. Ik sta geloof ik meer dan twee minuten aan talloze plastic bekertjes te lurken. Water en sportdrank. Alles slurp ik gulzig naar binnen. Ook over mijn hoofd gooi ik ter afkoeling nog wat water en per ongeluk ook vies klevende sportdrank. Nu nog maar iets meer dan twee kilometer. Kom op.
Het wordt nu steeds drukker om me heen. Duizenden enthousiaste toeschouwers. Ik had me mijn glorieuze intocht wel wat anders voorgesteld. Nu loop ik niet als een jonge energieke 40-jarige veteraan maar ik strompel als een dubbel zo oude halve invalide naar de Coolsingel. Rijen dik staan de mensen aan de kant te juichen, maar ik heb er geen oren naar. Ik kijk alleen nog maar naar het asfalt vóór me. Ik word door een groot aantal andere lopers nog ingehaald maar ik verbaas me erover dat ik zelf ook nog wat mensen inhaal. Dat geeft weer wat troost in mijn leed. Heb ik toch nog iets meer over dan zij.
En dan is het zover. De finish is in zicht. Nog 200 meter. Pal voor me uit lopen twee nog erg fris ogende andere deelnemers. Deze lopers stoppen en maken hand in hand een diepe buiging naar het publiek. Ze krijgen natuurlijk een ovationeel applaus van het publiek. Knap van ze, denk ik. Als ik dat nu zou doen, zou ik voorovervallen en nooit meer kunnen opstaan. Ik haal ze in en heb nu alleen nog maar oog voor de eindstreep. Ik zie op de grote klok al 3.07 en een paar seconden staan. Nog maar 100 meter. 50 meter. 25 meter. 10 meter. 3 uur 7 minuten en 48 seconden! Eindelijk de roze matten en de piepgeluiden van mijn chip. Godzijdank. Ik bén er. Een marathon lopen is doodgaan, denk ik, maar aan het eind ervan ook beseffen dat je lééft.
Deel 3 Na de finish
Eindelijk ben ik over de eindstreep heen. Ik loop onder de stellage van de finish door. Ik ben van binnen dolblij. Niet omdat ik zo goed gelopen heb vandaag, integendeel, maar omdat aan mijn marteling een einde is gekomen. Van buiten zie ik er vast niet blij uit. Ik lijk vast op een lijk. De mevrouw die me een medaille om mijn nek hangt, vraagt of het gaat met me. Ik knik ja en neem de mooie medaille even in mijn hand. Zuur verdiend, denk ik, voor deze hier heb ik echt moeten knokken. Vervolgens stort ik me op de eerste de beste bananenkraam die ik zie staan. In nog geen vijf minuten eet ik niet gelogen twaalf halve bananen op. Toch nog een nieuw clubrecord gevestigd vandaag!
De twaalf halve bananen helpen. Ik kom weer wat bij. Ik drink ook een blikje sportdrank leeg en daarna wandel ik iets verder. Ja hoor, daar hoor ik mijn persoonlijke aanhang roepen achter het hek. Mijn gezin en Jolanda tonen hun bezorgdheid. Ze hadden me natuurlijk eerder verwacht. Gaat het met je? vraagt Daniëlle. Het enige dat ik kan uitbrengen is: Nooit weer! Onderhand krijg ik door het hek heen felicitaties. Ook wordt me een bloemenketting aangereikt, die ik om mijn nek hang. Gefeliciteerd, papa, goed gedaan!, zeggen de jongens. Ik knik alleen maar. Helemaal niet goed gedaan, denk ik bij mezelf.
Ik ga even zitten, hoor, zeg ik en plof even verder op een bankje. Een paar minuten staar ik wezenloos voor me uit en denk aan niets dan dat ik blij ben dat ik eindelijk zit. Toch had ik nog niet moeten gaan zitten, want als ik vijf minuten later weer wil opstaan, lukt dat absoluut niet. Mijn bovenbenen blijken zo verzuurd en pijnlijk te zijn, dat ik me alleen met hulp van een vrijwilliger weer kan oprichten. Eenmaal weer op beide benen strompel ik naar de uitgang van het finishvak. Daar krijg ik opnieuw felicitaties en welverdiende zoenen van Daniëlle en de jongens. Ach, ik voel me al wat trotser.
Ik wandel daarna door naar de tent met douches en kleedruimtes. Met moeite ontdoe ik me van mijn schoenen. Mijn sokken die vooraf wit waren zijn helemaal roodgekleurd. Ik schrik van mijn beide kleine tenen. Die liggen beide flink open, zoals ik onderweg al dacht. Helemaal kapotgelopen. Tijdens het rennen heb je er amper erg in, maar na afloop voel je de schade wel. Dat geldt eigenlijk nog meer voor de bovenbenen, alleen die schade is aan de buitenkant niet zichtbaar. Maar aan de hevige pijn bij het opstaan te voelen, zijn al mijn spiervezels aan gort gelopen.
Als een kreupele bejaarde neem ik zo goed en kwaad als het kan een lauwe douche. Ik knap er toch verder van op. Terwijl ik me met moeite weer in de schone kleren steek, zie ik verderop ineens Gerard zitten. Hij ziet er nog best fris uit en ik zeg dat tegen hem. Hij blijkt verstandig te zijn geweest door na 30 kilometer uit te stappen. Dan zie ik ook René. Hij lijkt ook nog niet doodop. Ik hoor hem vertellen dat hij ruim 3.27 heeft gelopen en dat hij eigenlijk niet is ingestort zoals ik. Een vleugje jaloezie maakt zich van mij meester. Natuurlijk feliciteer ik hem met zijn formidabele prestatie. Ik heb groot respect voor jongens als Ron, Han en René die hun krachten zo goed hebben kunnen verdelen. Waarom ben ik vandaag toch niet wat langzamer gestart? Of lag het toch aan het gebrek aan krentenbollen?
Even later zijn de anderen, Gilles, Jos, Jan en Paul ook in de tent. We wisselen onze ervaringen uit. Hele verhalen komen los. Iedereen heeft vandaag in feite zijn eigen strijd gestreden. Ik was de enige niet die heeft moeten lijden, hoewel ik wel het gevoel heb dat ik dieper heb moeten gaan dan sommige clubgenoten. Ik baseer me op de frisheid die sommigen nog uitstralen.
Ruim anderhalf uur na mijn eigen finish loop ik in schone kleren en op mijn badslippers weer naar het verzamelpunt. Ik ben weliswaar weer helemaal bij mijn positieven maar mijn voeten en benen doen zo ontzettend zeer. Aangekomen bij het verzamelpunt plof ik weer neer. Ik vertel mijn verhaal aan de mensen die ernaar vragen en ik hoor ook de vele mooie verhalen van de anderen. Ondanks de pijn en de vermoeidheid geniet ik ervan. Mijn teleurstelling over de tegengevallen tijd, ebt nu weg.
Om vijf uur lopen we gezamenlijk weer naar de bus die voor ons klaarstaat. Op de terugreis is het een stuk stiller dan op de heenreis. Iedereen overdenkt de speciale dag die achter ons ligt. Zo bedenk ik me hoe fantastisch de prestatie van Ron eigenlijk was, toen hij in 1997 de marathon van Amsterdam net onder de 2 uur en 55 minuten voltooide en daarmee het clubrecord van Kombij neerzette. Na vandaag besef ik beter dan ooit hoe knap die prestatie van Ron toen is geweest. Ik doe het hem niet na, weet ik nu. En ik weet nu ook hoe een man met de hamer kan toeslaan. Die wil ik nooit meer tegenkomen!
Tegen het eind van de terugreis houdt Agnes nog een mooie speech en ook ik spreek met pijn in de benen nog een welgemeend dankwoord uit. In mijn slotwoord kom ik wel terug op een paar woorden die ik eerder deze middag heb uitgesproken. Meteen na de finish zei ik tegen Daniëlle: Nooit meer. Nu zeg ik: Nooit meer op deze manier! Op een andere manier wil ik het dus nog wel eens proberen.
Nog anderhalve week heb ik spierpijn en nog maanden heb ik nodig om echt goed te herstellen. De marathon heeft veel mijn lijf geëist, meer dan ik me ooit had kunnen voorstellen.
Een aantal dagen na de marathon kom ik er in gesprekken met medici (en door veel te lezen) achter wat er tijdens de marathon met me is gebeurd en waarom het in de tweede helft van de wedstrijd niet meer ging zoals ik vooraf had gehoopt.
Ik blijk vóór de marathon veel te weinig (vast) voedsel te hebben gegeten. Een oerdomme beginnersfout! Mijn vier koolhydraatrijke krentenbollen had ik s morgens nooit mogen vergeten. Door een gebrek aan koolhydraten in mijn lijf kregen mijn spieren in Rotterdam al na 24 kilometer met een ernstig glycogeentekort te kampen. Glycogeen is de snelle brandstof die het lijf tot een zware inspanning als hardlopen in staat stelt. Maar de voorraad van die brandstof in maag, darmen en bloedbaan is beperkt. Raakt die voorraad op, zoals bij mij in Rotterdam na 24 kilometer, dan moet het lijf op zoek naar een andere brandstof. Nu heeft ieder mens, en ik dus ook, een behoorlijke vetvoorraad, maar vet is een heel langzame brandstof. Je kunt op vet dus niet zo snel lopen als op glycogeen. Voor een snelle marathontijd moet je het niet van (uitsluitend) vet hebben.
Als je bij een ernstig glycogeentekort toch snel blijft lopen, ondanks de tekenen die je lijf geeft dat het langzamer moet, dan zoeken je hongerige beenspieren uiteindelijk nog andere snelle brandstofbronnen. Er zit ook altijd nog een voorrraadje snelle brandstof in de spieren zelf en dat spreken ze dan ook, als het niet anders kan, aan. Kort gezegd: je spieren eten uiteindelijk zichzelf voor een deel op. Het spierweefsel wordt dan wel flink beschadigd. En het verklaart ook de pijn die ik tijdens en na de Rotterdamse marathon zo erg voelde. Ik heb dus tijdens mijn marathon een echte ram van de honger opgelopen. Men noemt die ook wel een hongerklop. Ik kende het fenomeen alleen uit de verhalen van anderen, nooit eerder had ik zoiets zelf ervaren. Ik weet nu wat het met je doet, ook in de maanden na de marathon. Prettig is het allerminst en ik wil iedereen ervoor waarschuwen. Eet voldoende en luister naar je lichaam. Gelukkig was ik in Rotterdam wel zo verstandig om veel te blijven drinken. Het is mijn redding geweest.
Het is inmiddels begin juli, ruim twee maanden na mijn in alle opzichten onvergetelijke verjaardag, en nog steeds loop ik niet helemaal als vanouds. Het lijf heeft een flinke opdonder gehad en het heeft veel tijd nodig om te herstellen. Ik ga ervan uit dat het nog een paar maanden kan duren en ik neem die tijd ook. Zes keer per week trainen zit er vooralsnog niet in. Ik loop inmiddels wel voorzichtig weer vier keer per week en heel langzaamaan voel ik me gelukkig toch weer wat sterker worden. Ik kom er dus heus weer bovenop. Maar het duurt even. Eén les heb ik in Rotterdam geleerd: ik zal nooit meer vergeten om vóór een lange wedstrijd voldoende te eten. Mijn vier krentenbollen laat ik dus nooit meer thuis op het aanrecht liggen en misschien neem ik in het vervolg zelfs een rugzakje proviand mee als ik langer dan anderhalf uur ga lopen. Voor de zekerheid.
Mijn speciale verjaardag in Rotterdam was, ondanks of misschien wel dankzij de spierpijn na afloop, onvergetelijk. Over een tijdje begin ik vrolijk opnieuw met de voorbereidingen voor een marathon, mijn tweede officiële. Ik heb er, geloof het of niet, nu al weer heel veel zin in!
Ten slotte: voor allen die mij in mijn marathonperiode zo gesteund hebben, mij zo hebben aangemoedigd en gestimuleerd, mij zon onvergetelijke verjaardag hebben bezorgd, wil ik uit de grond van mijn hart nog zeggen: heel erg bedankt voor alles!
Verslag van Gilles Visser:
De voorbereiding op mijn eerste marathon heb ik heel plezierig ervaren. Vlak voor de Trosloop op 30 september werd mij terloops gewoon even meegedeeld dat ik in Rotterdam mijn eerste marathon zou gaan lopen. Ik vertelde dat ik daar echt niets voor voelde. Al was het alleen al het gebrek aan tijd en het feit dat ik echt geen zin heb om 6 dagen per week te gaan lopen. De Trosloop ging matig en ik was vastbesloten om me niet gek te laten maken om zon belachelijke afstand te gaan lopen. De weken daarop is er door Paul en de twee Jannen behoorlijk op me ingepraat. En toen dacht ik bij mezelf, als ik eerlijk ben wil ik ooit nog wel eens een marathon lopen. Omdat we het rustig aan zouden doen en volgens een minimaal schema niet vaker dan 3 tot 4 keer per week hoefden te trainen, gaf dat voor mij de doorslag om de marathon te gaan lopen. Dus besloot ik op 30 oktober om samen met de andere debutanten en de routiniers van Kombij in Rotterdam op Jan Mulder zn 40e verjaardag de marathon te gaan lopen. Omdat we de olympische gedachten koesterden dat meedoen belangrijker was dan een scherpe PR neer te zetten, ging de voorbereiding heel ontspannen en toch constructief. Later zou blijken dat Jan Visser en ik de enige waren die tot aan het eind hebben afgezien van welk schema dan ook. We liepen daarom alleen wanneer we tijd én zin hadden. Aanvankelijk heb ik de duurlopen samen met Jan Visser gedaan. Later heb ik in het Amsterdamse Bos de nog langere duurlopen samen met René Groenewoud, Paul Bakker en Jan Mulder gedaan. Ik heb twee wedstrijden van 30 km gelopen. Beide wedstrijden heb ik in een tijd van 2.13 gelopen. Ik dacht toen al stiekem aan een eindtijd van 3.15 op mn eerste Marathon. Toen werd het 21 april, de dag van de marathon, matig geslapen, niet echt fit maar wel gezongen in de Kombij bus op weg naar Rotterdam. Het was hemelsblauw en zonovergoten in Rotterdam, leuk voor de toeschouwers die massaal waren meegegaan. Ik liep daar met het gevoel alsof ik net uit bed kwam en na 18 km hadden mn benen er eigenlijk geen zin meer in. Alsof de duvel er mee speelde kreeg ik als oud en latent Ajaxfan, precies op het moment dat we de Kuip passeerden, (bij 21 km) het zó moeilijk, dat ik het tempo naar beneden moest bijstellen. De resterende kilometers gingen belabberd en ik richtte me steeds op de volgende verversingspost. Ik wilde persé de marathon uitlopen, en absoluut binnen 3.30 finishen. Op de Coolsingel heb ik nog moeten sprinten om daar binnen te blijven. Het betekende wel dat ik als een zombie uit het finishvak kwam en een kwartier nodig had om weer enigszins aanspreekbaar te zijn. Kortom een marathon lopen is geweldig voor je moraal doch geweld voor je lijf en leden. Wat ik als fantastisch heb ervaren zijn de enthousiaste reacties die je later krijgt van de mensen om je heen. Het lijkt wel of iedereen trots op je is. Er worden nog net geen handtekeningen gevraagd, maar vele mensen vinden het wel fantastisch dat je een marathon uitloopt. Ook heb ik nauwelijks last van de fysieke nasleep van de lijdensweg. Dus heb ik nu al veel zin in een volgende marathon. Ik heb namelijk het voornemen om volgend jaar de marathon van Londen te doen. Het zou me niet eens verbazen als Jan Mulder voor alle Kombijers een complete boot gaat afhuren, Jan is dan nog steeds veertig jaar, dus wie weet.
Gilles
-
Verslagen 2024
17
Verslagen 2023
57
Verslagen 2022
40
Verslagen 2021
22
Verslagen 2020
24
Verslagen 2019
87
Verslagen 2018
67
Verslagen 2017
96
Verslagen 2016
74
Verslagen 2015
100
Verslagen 2014
80
Verslagen 2013
82
Verslagen 2012
69
Verslagen 2011
73
Verslagen 2010
60
Verslagen 2009
62
Verslagen 2008
65
Verslagen 2007
83
Verslagen 2006
60
Verslagen 2005
60
Verslagen 2004
48
Verslagen 2003
48
Verslagen 2002
34
Verslagen 2001
12
Verslagen 2000
24
Recente verslagen RSS-feed